18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verstøke (L217p Meerlo),
verstøkt (L217p Meerlo)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
19304 |
vertrouwen |
vertrouwen:
vertrouwe (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
remplaçant (L217p Meerlo)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18928 |
vervelend werk |
geneuk:
geneuk (L217p Meerlo)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18820 |
verveling |
verveling:
vervèling (L217p Meerlo)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
kartje (L217p Meerlo)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19270 |
verwaarlozen |
er niet voor zorgen:
d⁄r nie vur zurge (L217p Meerlo)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
spitsen op:
spitse op (L217p Meerlo)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
familie:
de femilie (L217p Meerlo)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stō̞kə (L217p Meerlo)
|
stoken, vuur aan hebben
III-2-1
|