e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wachthouden bij een dode waken: wake (Meerlo) wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)] III-2-2
wafel wafel: wōͅfəl (Meerlo), wŏafel (Meerlo), wŏafels (Meerlo) wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)] III-2-3
wafelijzer wafelijzer: wōͅfəlīzər (Meerlo) wafelijzer III-2-1
wagenmaker wagenmaker: wāgǝmękǝr (Meerlo) De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.] II-12
waggelen zwaaien: zwaaje (Meerlo) slingerend lopen [N 38 (1971)] III-1-2
wagon wagon (<eng.): Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  wagon (Meerlo) een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)] III-3-1
wak in het ijs gat: gat (Meerlo), wak: vak (Meerlo) wak (in het ijs) [SGV (1914)] III-4-4
wakker wakker: wakker (Meerlo) Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)] III-1-2
walm blaak: blaok (Meerlo) dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] III-2-1
walmen blaken: blōͅkə (Meerlo) roken III-2-1