e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boete boete: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  boete (Meerlo) een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)] III-3-1
boezeroen boezeroen: bazeroen (Meerlo), boezervel: bazervel (Meerlo) boezeroen [SGV (1914)] || Hoe noemt men den boezeroen of katoenen werkkiel? [DC 09 (1940)] III-1-3
bof bof: boef (Meerlo) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2
bok staan bij haasje-over bok staan: bókstāōn (Meerlo) Gebogen gaan staan voor het bokspringen. III-3-2
bokking bokkem: bukkem (Meerlo), bøkəm (Meerlo) bokking || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolhamer bolhamer: bǫlhāmǝr (Meerlo) In het algemeen een hamer met één of twee bolronde koppen. Zie ook afb. 161. De hamer wordt gebruikt bij het uitdrijven, het bol of wijder maken van de buitenwijdte van een werkstuk door met een (bol)hamer van binnen naar buiten te slaan. Zie ook het lemma "drijven". Het woordtype bolhamer kon in L 210, L 246, L 266 en L 291 ook worden gebruikt voor een hamer met een bolvormige en een halfbolvormige kop. [N 33, 57; N 33, 67; N 64, 39c; N 64, 39i; N 64, 40b-c; N 66, 6i; N 66, 7b-c] II-11
bolster van een noot bast: eigen spellingsysteem  bāst (Meerlo) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bom, spon spon: spon (Meerlo) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomijs bol ijs: boal īes (Meerlo), bol ies (Meerlo) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] || ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] III-4-4
bonen- of erwtenstro bonenstro: boeëneströj (Meerlo) I-7