e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijnazijn wijn-edik: wienêk (Meerlo) wijnazijn [SGV (1914)] III-2-3
wijnstok, wingerd druif: drōēf (Meerlo), eigen spellingsysteem  drōēf (Meerlo), druivenwingerd: droevieger (Meerlo, ... ), ook: droevevieger  drōēvieger (Meerlo) [SGV (1914)]De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)] || druif || wingerd [SGV (1914)] I-7
wilde eend eend: èènd (Meerlo) eend III-4-1
wilde gans gans: gans (Meerlo), wilde gans: en wilde gāns (Meerlo) gans || wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)] III-4-1
wilde koe wilde koe: weldǝ [koe] (Meerlo) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) heggenroos: heggeroeës (Meerlo), timpelteer: tepeltäre (Meerlo) eglentier [SGV (1914)] || hageroos III-4-3
wilg (alg.) wilg: willeg (Meerlo) wilg [N 38 (1971)] III-4-3
wilgenkatje katje: eigen spellingsysteem  ketje (Meerlo), miesje: mieske (Meerlo), rattenstaart: rattestárt (Meerlo) De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] || katje vd noteboom || wilgenkatje III-4-3
wilgenteen wis: boes wisse (Meerlo), wis (Meerlo) bussel tenen || teen, voor het binden van takkenbossen III-4-3
willen willen: wille (Meerlo, ... ) willen [SGV (1914)] || willen (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4