e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbeienvlaai aardberenvlaai: ɛrt˂bēͅrəflāi̯ (Meerlo) aardbeienvlaai III-2-3
aarde, grond aarde: ärd (Meerlo), zand: zānd (Meerlo) aarde (grond) [SGV (1914)] || zand [SGV (1914)] III-4-4
aarden wennen: wenne (Meerlo) zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aarden pot aarden pot: ɛrdǝ pǫt (Meerlo), ɛ̄rdǝ pǫt (Meerlo), keulse pot: kø̜lsǝ pǫt (Meerlo), uilespot: ȳlǝspǫt (Meerlo), ūlǝspǫt (Meerlo) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardewerk: ɛ̄rdəweͅrk (Meerlo) aardewerk III-2-1
aardmannetje (kabouter) aardmannetje: ertmänneke (Meerlo) aardmannetje [SGV (1914)] III-3-3
aarzelen niet durven: nie gōēd dŭrve (Meerlo), treuzelen: treuzele (Meerlo), twijfelen: twiefelen (Meerlo) aarzelen [SGV (1914)] || bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: ruutenoas (Meerlo), Sub klevvere.  (klevveren) āōs (Meerlo) [Aas bij het kaartspel]. || Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
achterdeur achteruit: axtəryt (Meerlo) achteruitgang III-2-1
achterdocht achterdenken: aachterdenken (Meerlo) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4