20735 |
aardbeienvlaai |
aardberenvlaai:
ɛrt˂bēͅrəflāi̯ (L217p Meerlo)
|
aardbeienvlaai
III-2-3
|
24922 |
aarde, grond |
aarde:
ärd (L217p Meerlo),
zand:
zānd (L217p Meerlo)
|
aarde (grond) [SGV (1914)] || zand [SGV (1914)]
III-4-4
|
18905 |
aarden |
wennen:
wenne (L217p Meerlo)
|
zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ɛrdǝ pǫt (L217p Meerlo),
ɛ̄rdǝ pǫt (L217p Meerlo),
keulse pot:
kø̜lsǝ pǫt (L217p Meerlo),
uilespot:
ȳlǝspǫt (L217p Meerlo),
ūlǝspǫt (L217p Meerlo)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19509 |
aardewerk |
aardewerk:
ɛ̄rdəweͅrk (L217p Meerlo)
|
aardewerk
III-2-1
|
23315 |
aardmannetje (kabouter) |
aardmannetje:
ertmänneke (L217p Meerlo)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
19283 |
aarzelen |
niet durven:
nie gōēd dŭrve (L217p Meerlo),
treuzelen:
treuzele (L217p Meerlo),
twijfelen:
twiefelen (L217p Meerlo)
|
aarzelen [SGV (1914)] || bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
ruutenoas (L217p Meerlo),
Sub klevvere.
(klevveren) āōs (L217p Meerlo)
|
[Aas bij het kaartspel]. || Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
19678 |
achterdeur |
achteruit:
axtəryt (L217p Meerlo)
|
achteruitgang
III-2-1
|
19021 |
achterdocht |
achterdenken:
aachterdenken (L217p Meerlo)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|