21573 |
brutaal |
frech (du.):
vrek (L217p Meerlo),
onbeschoft:
onbeschoft (L217p Meerlo)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
bŭŭj (L217p Meerlo),
bŭïj (L217p Meerlo),
regenbui:
règen buuj (L217p Meerlo),
schoer:
schoer (L217p Meerlo)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31267 |
buigijzer |
buigijzer:
bȳǝx˱īzǝr (L217p Meerlo)
|
Een driehoekig blok ijzer met aan de onderzijde een pin, dat in het aambeeldgat wordt geplaatst en wordt gebruikt om er met behulp van een hamer stukken ijzer op te buigen. Zie ook afb. 26. [N 33, 45-46; N 33, 55]
II-11
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
voorkind:
vurkiend (L217p Meerlo)
|
een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22875 |
buitenspel |
af-side:
afseit (L217p Meerlo)
|
Buitenspel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22878 |
buitenspeler |
links-/rechtsvoor:
linksveur (L217p Meerlo),
rechtsveur (L217p Meerlo)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
19367 |
buitenverblijf |
landhuis:
lààndhŭŭs (L217p Meerlo)
|
Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18523 |
buitenzak op een jas |
jassentas:
Sub tes.
jassetes (L217p Meerlo)
|
#NAME?
III-1-3
|
25220 |
bulderen van de storm |
bulderen:
buldere (L217p Meerlo)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21349 |
bullebak |
bullebak:
bullebak (L217p Meerlo)
|
iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|