21118 |
bundel groenten |
bos:
eigen spellingsysteem
boes (L217p Meerlo)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25058 |
bundel, bussel |
bundel:
bundel (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
pak:
pak (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
schans:
schans (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (L217p Meerlo),
ongeveer 1 ha., 3 m‰rge.
boender (L217p Meerlo),
hectare:
1 hectare (L217p Meerlo)
|
bunder [SGV (1914)] || bunder, landmaat || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24890 |
buntgras |
smele:
smeel (L217p Meerlo)
|
buntgrashalm
III-4-3
|
24459 |
bunzing |
ulk:
elk (L217p Meerlo),
ilk (L217p Meerlo),
ulk (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
ullik (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21703 |
buren (ww.?) |
naburen:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
naobere (L217p Meerlo)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
burgemeister (L217p Meerlo)
|
het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20765 |
busbrood |
potweg:
poͅtwɛx (L217p Meerlo)
|
mik gebakken in een ijzeren kookpot met hengel boven open vuur
III-2-3
|
21303 |
buskruit |
buskruit:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
buskrŭŭt (L217p Meerlo),
kruit:
krŭŭt (L217p Meerlo)
|
buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33131 |
bussel kort stro |
krombos:
(mv)
krombys (L217p Meerlo)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|