e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkbak voor de kippen drinkensbak: dreŋkǝs˱bak (Meerlo) De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c] I-6
drinkbeker drinkbeker: drēŋk˂bēͅkər (Meerlo), pintje: pēntjə (Meerlo) blikken drinkbeker || drinkbeker III-2-1
drinken bij de zeug zuiken: zȳǝkǝ (Meerlo) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glās (Meerlo, ... ) drinkglas [RND] III-2-1
drinkglas met voet schopje: sxøͅpkə (Meerlo) klein drinkglas op voet III-2-1
droesem bezinksel: bezeenksel (Meerlo), drats: drats (Meerlo), droes: droes (Meerlo), dros (Meerlo), moer: moer (Meerlo) droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
dronkaard zatterik: zatərek (Meerlo), zuipschotel: zoepschŏttel (Meerlo) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] || zatlap, dronkelap III-2-3
dronken teut: tø̄t (Meerlo), zat: zat (Meerlo) dronken || zat [SGV (1914)] III-2-3
droog blijven droog blijven: druueg wèr blieve (Meerlo) droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: druuëg (Meerlo), drûuch (Meerlo) droog [RND] III-4-4