24154 |
geschreeuw van leeuweriken |
zingen:
zinge (L217p Meerlo)
|
het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
femilie (L217p Meerlo)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
34488 |
geslachtsdeel van de haan |
hanenpinnetje:
hānǝpenǝkǝ (L217p Meerlo)
|
I-12
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapūn (L217p Meerlo)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hameling:
hāmǝleŋ (L217p Meerlo)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
børx (L217p Meerlo),
bø̜rx (L217p Meerlo)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gesneden zog:
gesneden zog (L217p Meerlo)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
schōēn mit enne gāspe (L217p Meerlo),
gespel:
gēspel (L217p Meerlo),
Ook gespel.
gāspel (L217p Meerlo)
|
gesp || gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
munt (L217p Meerlo)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21319 |
getatewaal |
gehommel:
vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 142): hómmele, donderen.
gehummel (L217p Meerlo)
|
getatewaal (gebrekkig spreken) [SGV (1914)]
III-3-1
|