19373 |
hangslot |
kluister:
kloe‧ster (Q015a Meers)
|
hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
van hot naar haar:
he luip van hot nao haar (Q015a Meers)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
34440 |
herdershond |
schepershond:
šīǝpǝrshǫnjtj (Q015a Meers)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
19415 |
het vuur doven |
laten uitgaan:
laoten oe‧tgaon (Q015a Meers)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
17776 |
hiel |
vers:
vāē‧s (Q015a Meers)
|
voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hoosten (Q015a Meers),
kotsen:
kötsjen (Q015a Meers)
|
hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20524 |
homp brood |
knauwel:
knauwəl (Q015a Meers, ...
Q015a Meers)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22164 |
hooi |
hooi:
hø̜i̯ (Q015a Meers)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
24172 |
huismus, mus |
huismus:
hoesmösj (Q015a Meers)
|
huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)]
III-4-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
enkule (Q015a Meers)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|