33635 |
putemmer |
puttob:
pøͅtoͅp (Q015a Meers)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
24227 |
putter |
distelvink:
distelvink (Q015a Meers, ...
Q015a Meers),
putter:
putter (Q015a Meers),
puttertje:
putter(ke) (Q015a Meers)
|
putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
è raodsel (Q015a Meers),
è rêûtsjelke (Q015a Meers)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
19224 |
raden |
raden:
raojen (Q015a Meers)
|
raden [N 07 (1961)]
III-3-2
|
20600 |
ragout van gebraden gevogelte |
ragout:
regoe (Q015a Meers)
|
Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gaazəch (Q015a Meers),
ranzig:
ranzig (Q015a Meers)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāpǝ (Q015a Meers)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspə (Q015a Meers, ...
Q015a Meers,
Q015a Meers,
Q015a Meers)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
rauwə (Q015a Meers),
róów (Q015a Meers)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20559 |
rest in het glas |
klats:
klats (Q015a Meers),
klatsje:
klètskə (Q015a Meers, ...
Q015a Meers)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|