e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meers

Overzicht

Gevonden: 283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zanglijster, lijster lijster: liester (Meers) zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)] III-4-1
zeer grote aardappelen bonken: bøŋk (Meers), klompen: klømp (Meers) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5
zeer kleine aardappelen krabbeling: krabǝleŋ (Meers), varkensaardappelen: vęrkǝsɛrpǝl (Meers) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5
zeven zeven: zeejvə (Meers), zeevə (Meers) zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)] III-2-1
zeveren zeveren: zeiveren (Meers) zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)] III-1-1
zich verslikken verslikken: versjlikkə (Meers) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3
zijde zij: pien in de ziej (Meers) zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] III-1-1
zijn neus snuiten snoeven: snoeven (Meers) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
zuigen lotsen: lotsjen (Meers), zuiken: zoeken (Meers) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zure haring braadharing: broadjééring (Meers), haring: herring (Meers) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3