e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klokkenstoel klokkenstoel: de klokkesjtool (Meerssen) De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkentouw klokkenzeel: ut klokkezeil (Meerssen) Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
klomp klomp: eine kloomp (Meerssen), ene kloomp (Meerssen), klomp (Meerssen, ... ), klompe (Meerssen), kloompe (Meerssen), kloompĕ (Meerssen), klòmp (Meerssen), klòmpe (Meerssen), klōmp (Meerssen) Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] II-12, III-1-3
klompschoen galoche (fr.): kaloche (Meerssen), houten klomp: houte klòmp (Meerssen), leren klomp: leĕre klompe (Meerssen), lêre kloomp (Meerssen), schoensklomp: schoonsklompe (Meerssen) Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] || klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
klos spoel: špōl (Meerssen) Het garenklosje met snaarschijf aan de spil van de vleugel waarop de spindraad gedraaid wordt. [N 34, B14; N 34, B17] II-7
kloven kloven: kloove (Meerssen) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
kluit aarde klot: klǫt (Meerssen), kluit: klȳt (Meerssen) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluizenaar heremiet: Van Dale: heremiet, eremiet (<chr.Lat. (h)eremita < Gr. erèmitès), 1. kluizenaar.  unne jeremieët (Meerssen) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: un kloeës (Meerssen) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluwen bol: Opg.: rölke, bol (garen).  bol (Meerssen), rolletje: Opg.: rölke, bol (garen).  rölke (Meerssen) kluwen [SGV (1914)] III-1-3