24871 |
koekoeksbloem |
koekoeksbloem:
#NAME?
koekoeksbloem (Q099p Meerssen)
|
echte koekoeksbloem [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
25771 |
koelbak |
koelbak:
kø̄lbak (Q099p Meerssen),
verzamelbak:
vǝrzāmǝlbak (Q099p Meerssen)
|
De kuip of platte bak waarin de kokende wort wordt afgekoeld. Zie afb. 9. Volgens de respondent uit L 290 werd gekoeld in een koperen bak die ongeveer 20 centimeter diep was. [N 35, 31; N35, add.]
II-2
|
33349 |
koestal |
koestal:
kō[stal] (Q099p Meerssen)
|
De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s]
I-6
|
34646 |
koets |
koets:
kutš (Q099p Meerssen)
|
Vierwielig rijtuig met een vierkante gesloten kast voor een klein aantal personen. De kast hangt in riemen of rust op veren. De koetsier heeft een aparte bok. De koets is een van de meest bekende rijtuigen, vandaar dat "koets" ook vaak als algemene benaming voor het vierwielig rijtuig gebruikt wordt. [N 17, 5; N 101, 1-13; N G, 51; L 28, 24; L 36, 70; L A, 288; L 1a-m; S 18; Wi 18; Gi 3,IB; monogr]
I-13
|
21140 |
koets (alg.) |
koets:
koetsj (Q099p Meerssen)
|
koets [SGV (1914)]
III-3-1
|
20864 |
koffie |
koffie:
koffie (Q099p Meerssen)
|
koffie [SGV (1914)]
III-2-3
|
20588 |
koffiedik |
dras:
dras (Q099p Meerssen),
koffiedras:
koffiedras (Q099p Meerssen)
|
koffiedik [DC 47 (1972)], [SGV (1914)]
III-2-3
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
koke (Q099p Meerssen),
kooke (Q099p Meerssen),
\\t wáát\\r kóógdáád\\l\\k
kóóg (Q099p Meerssen)
|
koken [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
19636 |
kolengruis |
kolengruis:
kolengruus (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt u het gruis van kolen? [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19634 |
kolenschop |
troffelschup:
trofelschup (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt u het werktuig om kolen enz. langs het keldergat in te doen (breed en aan een zijde afgerond)? (schop, troefel, kolenschup) [N 104 (2000)]
III-2-1
|