e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laten wijden het veld zegenen: `t velt zegene (Meerssen), laten inzegenen: loate inzegene (Meerssen), laten wijden: loate wieje (Meerssen), laten zegenen: loate zegene (Meerssen) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] III-3-3
lawaai maken laweit maken: lawêît make (Meerssen), leven maken: leve make (Meerssen) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie laweit: lawêî(t) (Meerssen) lawaai [SGV (1914)] III-4-4
lederen pantoffel pantoffel: pèntooffel (Meerssen) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeftijd, ouderdom leeftijd: oowe is zeer moeilijk leesbaar, kan ook oare zijn; geer loupt nog flink veur ne minsj van oowe  lèftiet (Meerssen) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leeg, niets bevattend leeg: lèg (Meerssen), lêg (Meerssen), ps. of toch omspellen volgens Frings: [lg]?  läg (Meerssen) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] III-4-4
leegloper leegloper: lêgluiper (Meerssen) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leep, doortrapt leeps: leepsj (Meerssen) leep [SGV (1914)] III-1-4
leerlooier leerlooier: lę̄rlø̄jǝr (Meerssen) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leest leest: lęjs (Meerssen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10