e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke kalkoen schroethaan: šrūthān (Meerssen) [A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.] I-12
mannelijke meikever molenaar: meilenèr (Meerssen) meikever, met veel wit stof [DC 18 (1950)] III-4-2
mannelijke merel mannetjesmelder: mennekesmeelder (Meerssen) mannetjesmerel [DC 06 (1938)] III-4-1
mannenkant evangeliekant: evangeliekant (Meerssen) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren kleren voor manslui: kleier veur manslu (Meerssen), mansluikleren: manslu-kléjer (Meerssen) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] || Mannenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
mannenondergoed ondergoed voor manslui: oondergood veur mansluu (Meerssen) Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
mannenonderhemd onderlijfje: onderliefke (Meerssen) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelkostuum: mantelcostuum (Meerssen) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
manziek heet: heit (Meerssen) manziek [heet] [N 10C (zj)] III-2-2
maretak maretak: maretak (Meerssen), vogellijm: vogelliem (Meerssen), voogelleim (Meerssen) marentak [SGV (1914)] || maretak [DC 46 (1971)] || maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)] III-4-3