e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rups rups: ropsch (Meerssen), rôpsj (Meerssen, ... ) rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rustaltaar heiligenhuisje: heilige huuske (Meerssen) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rasten: raste (Meerssen) rusten [SGV (1914)] III-1-2
ruw, hard ruw: roew (Meerssen) ruw [SGV (1914)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roew (Meerssen, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
sabbelen zauwelen: sawele (Meerssen) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacramentsaltaar sacramentsaltaar: ut sakramintsaltaor (Meerssen) Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)] III-3-3
sacramentsdag sacramentsdag: Sacrameintsdaag (Meerssen) Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)] III-3-3
sacramentshuisje sacramentshuisje: ut sakramintshuuske (Meerssen) Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
sacramentsweek sacramentsweek: sakramentsweek (Meerssen) Een sacramentenweek (iedere dag wordt een ander sacrament behandeld en daarbij passende geestelijke oefeningen gehouden]. [N 96B (1989)] III-3-3