e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buil op het hoofd bluts: blötsj (Meerssen), bult: bölt (Meerssen), ei: ei (Meerssen) buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)] III-1-2
buitenzak op een jas buitentas: boetetesch (Meerssen), boetetésj (Meerssen) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] || de buitenzak [N 59 (1973)] III-1-3
bundel, bussel bussel: bössel (Meerssen) bundel [SGV (1914)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: bōēnder (Meerssen) bunder [SGV (1914)] III-4-4
bunzing bunzing: bunzing (Meerssen), fis: vis (Meerssen, ... ) bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)], [ZND 48 (1954)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)] III-4-2
bus bus: bus (Meerssen) bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)] III-3-1
buskruit pulver (<lat.): polfer (Meerssen) buskruit [SGV (1914)] III-3-1
bussel uitgedorst stro bussel: bø̜sǝl (Meerssen) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
bustehouder korsetlijfje (<fr.): kurset-liefke (Meerssen) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
buurman nabuur: noaber (Meerssen) buurman [SGV (1914)] III-3-1