e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eiertikken paaseieren kippen: Paoscheier kuppe (Meerssen) Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] III-3-2
eik eik: ɛi̯k (Meerssen), -  eik (Meerssen, ... ), eikenboom: -  eikeboum (Meerssen), eikelebaum (Meerssen) eik [DC 04 (1936)], [RND] || eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)] III-4-3
eikel eikel: ɛi̯kələ (Meerssen), -  eikele (Meerssen, ... ) eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)] III-4-3
ekster ekster: äkster (Meerssen), èkster (Meerssen, ... ), êkster (Meerssen), êêkster (Meerssen) ekster [SGV (1914)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
eksteroog eksteroog: êksterouge (Meerssen) likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] III-1-2
elastiek elastiek: elǝštik (Meerssen) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
els piknaald: peknę̄lt (Meerssen), zuil: zyl (Meerssen) Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien v√≥√≥r te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10
emmer emmer: emmer (Meerssen, ... ), ummer (Meerssen, ... ), geèmailleerde emmer: geëmaljeerde ummer (Meerssen), houten emmer: houten ummer (Meerssen, ... ), houten tob: houte tob (Meerssen), zinken emmer: zinken ummĕr (Meerssen) emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)] III-2-1
engel engel: eengel (Meerssen) Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)] III-3-3
engel des heren angelus: Angelus (Meerssen) Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)] III-3-3