e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3345
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
harken, werken met de hark reken: rēkǝ (Meerssen) Zie de toelichting bij het lemma Hark, Algemeen. Object van kleinmaken is: kluiten, harde grond; object van zuivermaken is: het bed, de tuin. [JG 1a, 1b; A 28, 1b; L 1, a-m; Lu 6, 1b; S 12; monogr.; add. uit N 15, 3] I-5
hart hart: hart (Meerssen, ... ) hart [RND], [SGV (1914)] III-1-1
haspel haspel: haspǝl (Meerssen) Een drie- of vierarmig, ronddraaiend toestel op het spinnewiel waarmee onder andere de gesponnen wol tot strengen werd verwerkt. Zie afb. 53. [N 34, D] II-7
haten haten: hate (Meerssen) haten [SGV (1914)] III-3-1
haver haver: hāvǝr (Meerssen) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
haverhok kast: kas (Meerssen) Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.] I-4
havermout havermout: havermout (Meerssen) havermout [SGV (1914)] III-2-3
hazelaar hazelaar: -  hazeleer (Meerssen), hazelstruik: -  hazelsjtroe:k (Meerssen), hazenoot: -  hazenoot (Meerssen), hazenotenstruik: -  hazenoteschtroek (Meerssen), hazestruik: hazesjtroek (Meerssen) hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelstruik [SGV (1914)] III-4-3
hazelnoot hazelnoot: -  hazelneut (Meerssen), hazenoot: hazenoot (Meerssen), -  hazeneut (Meerssen), hazenoot (Meerssen) hazelnoot [SGV (1914)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] III-4-3
hecht van een mes steel: sjteel (Meerssen) heft [SGV (1914)] III-2-1