23964 |
heiligschenner |
schender:
eine sjender (Q099p Meerssen)
|
Een heiligschenner, -schender. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23963 |
heiligschennis |
heiligschennis:
heiligschjennes (Q099p Meerssen)
|
Heiligschennis, heiligschending, heiligschenderij, sacrilegie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19044 |
heimwee |
heimwee:
heimwee (Q099p Meerssen)
|
heimwee hebben [N 37 (1971)]
III-1-4
|
33725 |
hek |
barrier:
bǝrēr (Q099p Meerssen),
stanketsel:
štankętsǝl (Q099p Meerssen)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
vouwere:
vau̯wǝrǝ (Q099p Meerssen)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
23906 |
hel |
hel:
de hèl (Q099p Meerssen)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpe (Q099p Meerssen)
|
helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
he.məl (Q099p Meerssen),
heemel (Q099p Meerssen),
hemel (Q099p Meerssen)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
hemelvaart:
Hemelvaart (Q099p Meerssen)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
klok:
klok (Q099p Meerssen)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|