24175 |
jong en kaal vogeltje |
vogeltje:
mv.
veugelkes (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
vogeltje
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (Q099p Meerssen),
jônk (Q099p Meerssen),
klein beestje:
klei bièske (Q099p Meerssen),
klein bièske (Q099p Meerssen)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (ve dier) [SGV (1914)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (Q099p Meerssen),
baggen (mv.):
bage (Q099p Meerssen),
baqǝ (Q099p Meerssen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gau̯skǝ (Q099p Meerssen),
gø̜i̯skǝ (Q099p Meerssen),
gēi̯skǝ (Q099p Meerssen),
gęi̯skǝ (Q099p Meerssen),
gɛi̯skǝ (Q099p Meerssen)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitetje:
gęi̯tǝkǝ (Q099p Meerssen),
lam:
lamp (Q099p Meerssen),
lammetje:
lɛmkǝ (Q099p Meerssen)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
19649 |
jonge kat |
katsje:
ketsje (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt u een jong katje? (jongske, katje) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
34481 |
jonge kip |
poel:
pol (Q099p Meerssen),
pul:
pø̜l (Q099p Meerssen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
23569 |
jonge koorzanger |
koraaltje (<lat.):
kroâlke (Q099p Meerssen)
|
Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen),
jông (Q099p Meerssen),
ô = uit het eng. "among~
jông (Q099p Meerssen)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
liefste:
leefste (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
leeste (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|