e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage klomp? klomp met riem: klòmp met reem (Meerssen) klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)] III-1-3
lakschoen gelakkeerde schoen: gelakkeerde schoon (Meerssen) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: lam (Meerssen), lamp (Meerssen), lām (Meerssen), lammetje: lɛmkǝ (Meerssen), schaapje: šø̜̄pkǝ (Meerssen) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lamoen gestel: gǝštē̜l (Meerssen), gǝštęl (Meerssen) Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
lampenpit wiek: wek (Meerssen) lampepit [SGV (1914)] III-2-1
landerijen gewande: gǝwandǝ (Meerssen), land: lant (Meerssen) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landrol wel: wɛl (Meerssen) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
landstreek streek: in deze sjtreek (Meerssen) streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
lang schortlint lint: linte (Meerssen) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
lange broek lange broek: lang brook (Meerssen, ... ) een lange broek [N 59 (1973)] || pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3