21358 |
rente |
interest:
intrest (Q099p Meerssen)
|
rente [SGV (1914)]
III-3-1
|
21359 |
rentenier |
rentenier:
rèntenier (Q099p Meerssen)
|
rentenier [SGV (1914)]
III-3-1
|
21360 |
rentmeester |
rentmeester:
rèntmeister (Q099p Meerssen)
|
rentmeester [SGV (1914)]
III-3-1
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (Q099p Meerssen)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24302 |
restant vissen |
fuik:
foek (Q099p Meerssen),
net:
net (Q099p Meerssen),
snoek:
sjnook (Q099p Meerssen),
snoek (mv.):
sjneuk (Q099p Meerssen)
|
fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
jonge meelders:
jong meelders (Q099p Meerssen),
jonge spreeuwen:
jong sprieuve (Q099p Meerssen),
spreeuwtje:
schprie-èfkes (Q099p Meerssen),
sjpréwke (Q099p Meerssen),
vliegen:
vleege (Q099p Meerssen),
wijfje:
wiefke (Q099p Meerssen)
|
jong van de merel [DC 06 (1938)] || jong van de spreeuw [DC 06 (1938)] || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke merel [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen),
des (Q099p Meerssen),
tam:
taam (Q099p Meerssen),
wild:
wild (Q099p Meerssen)
|
das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || tam [DC 19 (1951)] || wild [SGV (1914)]
III-4-2
|
23676 |
retraitant |
retraitant:
retraitant (Q099p Meerssen)
|
Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retraite (Q099p Meerssen)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraitehoes (Q099p Meerssen)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|