e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor het kalf muttetje: mutǝkǝ (Meerssen) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken piet, piet: pit, pit (Meerssen), pietetje: pitǝkǝ (Meerssen), pik, pik: pik, pik (Meerssen), tiep, tiep, tiep: tip, tip, tip (Meerssen), tiet: tit (Meerssen), tietetje, tietetje, tietetje: titǝkǝ, titǝkǝ, titǝkǝ (Meerssen) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus: kyš (Meerssen) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lem: lɛm (Meerssen) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap lem: lɛm (Meerssen) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roepen roepen: roope (Meerssen, ... ) roepen [SGV (1914)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
roeping roeping: rooping (Meerssen) Roeping. [N 96D (1989)] III-3-3
roeren roeren: reue (Meerssen) roeren [DC 47 (1972)] III-2-3
roerkuip roerkuip: rø̄rkūp (Meerssen) De kuip waarin het beslag geroerd wordt. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata ''beslagkuip'', beslaan'' en ''roeren''. [N 35, 28; monogr.] II-2
roerspaan moutriek: [mout]rēk (Meerssen) Het handgereedschap waarmee men het water en moutmeel vermengt. Speciaal voor het mengen wordt een "roerspaan" gebruikt, een soort van grote schop die de vorm heeft van een rooster. (Zie afb. 7). Uit de woordtypen blijkt echter dat men om te roeren ook gereedschap gebruikt als een "houten riek" (Q 20), "riek" (L 210, L 325, Q 78, Q 95), "schop" (Q 20) of "gaffel" (L 250, Q 20). Voor het {mout}-gedeelte van de varianten zie men het lemma ''mout''. [N 35, 32a; monogr.] II-2