34024 |
rund |
rind:
rent (Q099p Meerssen),
rɛnt (Q099p Meerssen),
(mv)
rendǝr (Q099p Meerssen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
horzel (Q099p Meerssen),
oreik:
hooreik (Q099p Meerssen),
oorijk (Q099p Meerssen)
|
horzel [SGV (1914)] || paardenwesp [Roukens 03 (1937)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24371 |
rups |
rups:
ropsch (Q099p Meerssen),
rôpsj (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
23860 |
rustaltaar |
heiligenhuisje:
heilige huuske (Q099p Meerssen)
|
Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17832 |
rusten |
rasten:
raste (Q099p Meerssen)
|
rusten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roew (Q099p Meerssen)
|
ruw [SGV (1914)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
roew (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
21081 |
sabbelen |
zauwelen:
sawele (Q099p Meerssen)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23423 |
sacramentsaltaar |
sacramentsaltaar:
ut sakramintsaltaor (Q099p Meerssen)
|
Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23812 |
sacramentsdag |
sacramentsdag:
Sacrameintsdaag (Q099p Meerssen)
|
Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|