e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrokken slokken: sjlokke (Meerssen, ... ) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schuchter bleu: blêû (Meerssen) bloode [SGV (1914)] III-1-4
schuier klederborstel: kleierbeursjtel (Meerssen, ... ), kleierbeurstel (Meerssen), kleiĕrbeurschtĕl (Meerssen), kleijerburstel (Meerssen) stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)] III-2-1
schuifgrendel schoude: sjaw (Meerssen, ... ), schuif: sjuuf (Meerssen), schuifgrendel: sjuufgrendel (Meerssen) schuifgrendel [N 07 (1961)] III-2-1
schuifje van de biechtstoel tralies: tralies (Meerssen) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuimlepel scheplepel: šø̜plēpǝl (Meerssen), spaan: špān (Meerssen) Een grote lepel met gaatjes waarmee de gist wordt afgeschuimd. Zie afb. 12. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat de schuimlepel ook werd gebruikt om gist aan te zetten. Zie daarom ook het lemma ''gistlepel''. Volgens de zegsman uit Q 95 was de schuimlepel gemaakt van rood koper. [N 35, 64; monogr.] II-2
schuldig (zijn) schuldig (zijn): sjöllig (Meerssen) schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schurft schurft: sjärf (Meerssen) schurft [SGV (1914)] III-1-2
schurk, smeerlap bandiet: bandiet (Meerssen) schavuit [SGV (1914)] III-1-4
schutter schutter: sjötter (Meerssen), sjətər (Meerssen) schutter [RND], [SGV (1914)] III-3-2