34565 |
boomwagen |
trikebale (wa):
trɛk˱bal (Q099p Meerssen)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bǭnǝ (Q099p Meerssen),
boon:
bǭn (Q099p Meerssen)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
18698 |
boordenknoopje |
hemdsknoopje:
hummesknuipke (Q099p Meerssen)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18863 |
boos |
kwaad:
kâôd (Q099p Meerssen)
|
01; kwaad [SGV (1914)]
III-1-4
|
19600 |
bord |
telloor:
teleur (Q099p Meerssen),
tleur (Q099p Meerssen),
təlø̄r (Q099p Meerssen)
|
bord [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
21302 |
borg |
borg:
börg (Q099p Meerssen)
|
borg [SGV (1914)]
III-3-1
|
20563 |
borrel |
drupje:
dröpke (Q099p Meerssen)
|
borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
golven:
golve (Q099p Meerssen)
|
bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)]
III-4-4
|
29043 |
borst inwerken |
borstpartij maken:
boršparti mākǝ (Q099p Meerssen)
|
Elk van de voorpanden van het colbert van kunstmatige borstwelving voorzien. Dit gebeurt door het aanbrengen van voeringdelen, de binnenvulling, het maken van figuurnaden, suçons, in panden en vulling en het in vorm strijken, dresseren, van de panden (Papenhuyzen III, pag 22-29). [N 59, 111; N 59, 113]
II-7
|
19497 |
borstel |
borstel:
beurstel (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen),
beusjtel (Q099p Meerssen),
handborstel:
handburstel (Q099p Meerssen),
kwast:
kwas (Q099p Meerssen),
pannenschuurder:
panneschoorder (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen),
schrompbezem:
sjromp bessem (Q099p Meerssen),
schuurborstel:
schoorbeurschtĕl (Q099p Meerssen),
schoorbeurstel (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|