24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vlâô (Q099p Meerssen)
|
vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vleu:
[verkortingsboogje boven ?? ]
vlêû (Q099p Meerssen),
vluuien:
vluöije (mv.) (Q099p Meerssen)
|
vlo || vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
21784 |
vloek |
vloek:
unne vlook (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
21395 |
vloeken |
vloeken:
vlooke (Q099p Meerssen),
vlooken (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
vloeken [N 96D (1990)], [SGV (1914)] || Vloeken. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
23962 |
vloekje |
vloekje:
e vleukske (Q099p Meerssen)
|
Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
27185 |
vloer |
vloer:
vlǭr (Q099p Meerssen)
|
Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.]
II-9
|
19702 |
vloertegel |
plavuis:
pləvy(3)̄s (Q099q Meerssen)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
19277 |
vlug |
hel:
hèl (Q099p Meerssen)
|
vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
17937 |
vlug lopen |
rennen:
renne (Q099p Meerssen),
vegen:
vège (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18217 |
vod |
lommel:
lômmel (Q099p Meerssen),
lômmele (Q099p Meerssen)
|
vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)]
III-1-3
|