20375 |
bruidsstoet |
bruidsstoet:
de broeitschtoet (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broeleft (Q099p Meerssen),
de broelof (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
bruiloft [SGV (1914)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18364 |
bruine gebreide dameskous |
gestrikte hoos:
gestrikde hooze (broene) (Q099p Meerssen)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buj (Q099p Meerssen),
regenbui:
regebuuj (Q099p Meerssen)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
boek (Q099p Meerssen),
bòək (Q099p Meerssen)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pensje:
penske (Q099p Meerssen),
ton:
tón (Q099p Meerssen)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29085 |
buikbroek |
pensbroek:
pansbrōk (Q099p Meerssen)
|
Broek voor een gezet figuur. [N 59, 162]
II-7
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boekpien (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
de buik doet me pijn:
boek deit mich pien (Q099p Meerssen),
boək deit mich pín (Q099p Meerssen),
pijn in het lijf:
pien in t lief (Q099p Meerssen),
pijn in zijn buik:
pien in m`ne boek (Q099p Meerssen),
pijn in zijn pens:
pien in m`n pans (Q099p Meerssen)
|
buikpijn [DC 27 (1955)] || ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
28957 |
buiksuçon |
buiksuçon:
būksǝsoŋ (Q099p Meerssen)
|
Gebogen taillenaad voor veel buikwelving. [N 59, 94d]
II-7
|
28939 |
buikvoorsprong |
buikwijdte:
būkwitǝ (Q099p Meerssen)
|
Maat genomen van de voorpartij van de taillewijdte. De taillewijdte bestaat uit twee ongelijke helften, de achterhelft noemt men de lendenbreedte en de voorpartij de buikvoorsprong (Papenhuyzen II, pag. 11). Zie afb. 28. [N 59, 45b; N 59, 44c]
II-7
|