24477 |
doorn, stekel |
doorn:
doon (Q099p Meerssen),
doorn (mv.):
deun (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
dø:n (Q099p Meerssen)
|
doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)]
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
kroon van doornen:
unne krwan van deurnen (Q099p Meerssen)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24619 |
doornstruik |
doornen:
doon (Q099p Meerssen),
heggenstruik:
hèggesjtroek (Q099p Meerssen)
|
doornstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
28985 |
doorputten |
doorputten:
dōrpotǝ (Q099p Meerssen)
|
Naaien met de putsteek. Zo goed als onzichtbaar doornaaien. De putsteek wordt gebruikt om kanten meerdere vastheid te geven en twee of meer stoflagen op elkaar te verbinden. Het is een zeer klein gestoken achtersteekje (Gerritse, pag. 41). [N 59, 61; N 59, 58; N 59, 55]
II-7
|
26348 |
doorslaan |
tekensteek inslaan:
tęjkǝštēk enšlōn (Q099p Meerssen)
|
Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6]
II-7
|
20398 |
dopeling |
dopeling:
de duipeling (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
d^ö.ypə (Q099p Meerssen),
duipe (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
dö.ypə (Q099p Meerssen)
|
doopen [SGV (1914)] || doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21311 |
dorp |
dorp:
dörp (Q099p Meerssen)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dørpǝl (Q099p Meerssen),
dø̜lǝpǝr (Q099p Meerssen),
dø̜rǝpǝl (Q099p Meerssen)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
33119 |
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer |
bed:
bęt (Q099p Meerssen)
|
Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.]
I-4
|