e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3345
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flauwvallen flauwvallen: flaw valle (Meerssen) het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] III-1-2
flensje koekje: keukske (Meerssen) flensje [SGV (1914)] III-2-3
flets geel: geel (Meerssen) geepsch (kwipsch) [SGV (1914)] III-1-2
flikflooien flikflooien: flikkeflâôje (Meerssen) flikflooien [SGV (1914)] III-1-4
flink; flinke persoon flink: flink (Meerssen) flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)] III-1-4
fluim fluim: fluum (Meerssen), flūūm (Meerssen) fluim [SGV (1914)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen fluimen: flūūme (Meerssen) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren piezewieten: pizjewitte (Meerssen), rispelen: rispele (Meerssen), stilletjes spreken: stillekes sjpreeke (Meerssen) fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluweel, velours velours: flǭǝr (Meerssen) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fopspeen lots: lodsj (Meerssen) fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] III-2-2