23981 |
generale biecht |
generale biecht:
en generaalbeech (Q099p Meerssen)
|
Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
halfersgoed:
halǝfǝs˲gōt (Q099p Meerssen),
hof:
[hof] (Q099p Meerssen),
pachthof:
paxhōf (Q099p Meerssen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraams:
gerêmsj (Q099p Meerssen),
geraamte:
geraamte (Q099p Meerssen)
|
geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
klaar:
kloar (Q099p Meerssen),
vaardig:
vêrdig (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
29055 |
geren |
geren:
giǝrǝ (Q099p Meerssen),
gējrǝ (Q099p Meerssen)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zur męlǝk (Q099p Meerssen),
zūr mɛlk (Q099p Meerssen)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gērš (Q099p Meerssen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
ruitenkleed:
roetekleid (Q099p Meerssen)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
getuig:
getuug (Q099p Meerssen)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
neuken:
neuke (Q099p Meerssen)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|