17547 |
grof gebouwd |
fors:
forsj (Q099p Meerssen),
grof:
groof (Q099p Meerssen)
|
zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17549 |
grof gebouwde vrouw |
bai (fr.):
baj (Q099p Meerssen),
flink wijf:
a flink wīēf (Q099p Meerssen),
flinke, een -:
en flinke (Q099p Meerssen),
kapitein:
enne kapitein (Q099p Meerssen),
machochel:
mègôôchel (Q099p Meerssen),
madam:
en "medam (Q099p Meerssen),
molenpaard:
meulepeerd (Q099p Meerssen),
schokkel:
sjoggel (Q099p Meerssen)
|
fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
29132 |
grof spinnen |
grof spinnen:
grōf špenǝ (Q099p Meerssen)
|
Het spinnen van grof gesponnen draad. Volgens de informant van Q 98 was ø̄grof spinnenø̄ van minder kwaliteit en was er soms twee keer getwijnd. [N 34, C2]
II-7
|
18300 |
groflinnen beenwindsel |
broekwindel:
brookwingel (Q099p Meerssen),
get:
guet (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33321 |
grond waarop de boerderij staat |
goed:
gōt (Q099p Meerssen)
|
Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.]
I-6
|
33674 |
grond, aarde |
aarde:
ē̜rt (Q099p Meerssen),
drek:
drɛk (Q099p Meerssen),
grond:
gront (Q099p Meerssen),
grōnt (Q099p Meerssen)
|
De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
24094 |
grootjuffer |
overste:
de euverste (Q099p Meerssen)
|
De overste van een begijnhof [grootjuffer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20346 |
grootmoeder |
grootmoeder:
groitmooder (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen),
grooatmoder (Q099p Meerssen),
grâôtmooder (Q099p Meerssen),
groit uit frans bois
groitmooder (Q099p Meerssen),
groit uit franse roi
groitmooder (Q099p Meerssen)
|
grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
grooatawwersj (Q099p Meerssen),
groit uit frans bois
groitauwers (Q099p Meerssen),
groit uit franse roi
groitauwers (Q099p Meerssen)
|
grootouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25007 |
grootte |
grootte:
grêûde (Q099p Meerssen)
|
grootte [SGV (1914)]
III-4-4
|