24780 |
guichelheil |
kwade muur:
WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)
kwaje mier (Q099p Meerssen)
|
Guigelheil (anagallis arvensis 5 tot 40 cm lage plant. De stengels zijn liggend; de bladeren zijn eivormig en ongesteeld, ze groeien tegenoverstaand; de bloemen groeien in de bladoksels, de bloemen zijn langesteeld met klierachtig behaarde kroonslippen, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19082 |
guit |
snaak:
sjnaak (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
guit [DC 11], [SGV (1914)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
gölle (Q099p Meerssen)
|
gulden [SGV (1914)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
de gulle mès (Q099p Meerssen)
|
De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18541 |
gulp van een broek |
gulp:
gulp (Q099p Meerssen),
gèùlp (Q099p Meerssen)
|
dit split [N 59 (1973)] || gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
gunne (Q099p Meerssen)
|
gunnen [SGV (1914)]
III-1-4
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
kil (weer):
kil (Q099p Meerssen)
|
kil [SGV (1914)]
III-4-4
|
29733 |
haag |
heg:
hęk (Q099p Meerssen)
|
Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
24532 |
haagappel |
haagappel:
haagappel (Q099p Meerssen)
|
haagappel [SGV (1914)]
III-4-3
|
24876 |
haagwinde |
berwinde:
bręweŋ (Q099p Meerssen),
bęrweŋ (Q099p Meerssen),
-
brewing (Q099p Meerssen),
brwing (Q099p Meerssen),
eig. boerewing
berwing (Q099p Meerssen),
wilde winde:
wel weŋ (Q099p Meerssen),
klemtoon op laatste lettergr.
wilwìng (Q099p Meerssen)
|
Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
I-5, III-4-3
|