e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kever, tor keverd: kēəvər(t) (Meeswijk) kever III-4-2
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: šētǝ (Meeswijk) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kien! kien: Fr. quine.  ken (Meeswijk) Kien: ik heb kien = ik heb de vijf nummers op een rij van de kienkaart vol. III-3-2
kienen kienen: Bij het kienen hebben veel nummers een aparte naam: tegen 22 zeggen ze twee zwaantjes, tegen 69 rondomkrom, tegen 77 de twee mesthaken en tegen 90 den ouwe.  kenə (Meeswijk) Kienen: het kienspel spelen. III-3-2
kieskauwen pikken: pekə (Meeswijk) met lange tanden eten III-2-3
kieskauwer pikker: pekər (Meeswijk) een kind dat weinig eet en slechts hier en daar iets uitpikt en oppeuzelt III-2-3
kieuwen kieuwen: kiw (Meeswijk) kieuw III-4-2
kievit kievit: kiewit (Meeswijk), ’kiwet (Meeswijk) kievit || kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)] III-4-1
kikker kwakkerd: kwakərt (Meeswijk), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakkert (Meeswijk) kikvors [ZND 01 (1922)] III-4-2
kikkervisje koelekop: kuləkoͅp (Meeswijk) dikkop III-4-2