| 32449 |
klompspijkertje |
tripnagel:
trøpnāgǝl (L424p Meeswijk)
|
Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.]
II-12
|
| 25030 |
klotsen van vloeistoffen |
kwarsen:
kwarsen (L424p Meeswijk)
|
het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 18120 |
kloven |
kenen:
kēənə (L424p Meeswijk),
kienen (L424p Meeswijk)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 22659 |
klucht |
klucht:
klucht (L424p Meeswijk)
|
Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
| 19469 |
kluit |
kluit:
kly(3)̄.t (L424p Meeswijk)
|
brandbare bol van kolengruis en leem
III-2-1
|
| 21080 |
knabbelen |
knabbelen:
knabələ (L424p Meeswijk),
knage (L424p Meeswijk),
knauwelen:
knawele (L424p Meeswijk)
|
knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
| 25032 |
knarsen |
knarsen:
knarsen (L424p Meeswijk)
|
een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 34256 |
kneden |
kneden:
knē̜ǝi̯ǝ (L424p Meeswijk)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
| 24186 |
kneu |
kneuter:
carduelis cannabina
knø̄tər (L424p Meeswijk),
vlasvink:
vlasvijnk (L424p Meeswijk),
syn.: kneutert
vlasfeͅŋk (L424p Meeswijk)
|
kneu || kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 17677 |
knie |
knie:
kneej (L424p Meeswijk),
knēj (L424p Meeswijk)
|
knie [N 10b (1961)]
III-1-1
|