e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
linkerkant van het paard voermanskant: vōrmanskant (Meeswijk) Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10] I-9
linkervoorkwartier linkerkwartier voor: leŋkǝrkǝrtēr vø̄r (Meeswijk) Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a] I-11
lip lip: løp (Meeswijk) Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9
lip van een hoefijzer lip: løp (Meeswijk) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
lis (alg.) lis: iris pseudacorus  leͅš (Meeswijk) lis III-4-3
litteken lijnteken: līnteikən (Meeswijk), līnteͅikə (Meeswijk) Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̄ǝ.kǝ (Meeswijk), bø̄ǝkǝ (Meeswijk), toeten: tūtǝn (Meeswijk) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn kreunen: krȳǝnǝ (Meeswijk) [N 3A, 5e] I-11
loeren loeren: loore (Meeswijk), lūrə (Meeswijk) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lolly lolly: loͅli (Meeswijk), mol: moͅ.l (Meeswijk) geglaceerde suiker op een stokje, lolly || suikerbol op een stokje, lolly III-2-3