e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtballon luchtballon: luchtballon (Meeswijk) een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)] III-3-1
luchtpijpen luchtspijpen: lochspiepe (Meeswijk) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
lucifer zwegel: zwēgəl (Meeswijk) lucifer III-2-1
lui (lieden) lui: Bijv. ... grote lui = rijke mensen.  lø:j (Meeswijk) lui III-3-1
luier doek: dóók (Meeswijk) luier III-2-2
luiermand kindskorf: kénskéúrəf (Meeswijk), kęnskø̜rǝf (Meeswijk) luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12, III-2-2
luikapje kapje: kɛpkǝ (Meeswijk) Luifel of apart houten kapje dat bij de standerdmolen bevestigd is boven dat gedeelte van de luias dat naar buiten steekt. Zie ook afb. 66. [N O, 25s; Sche 21] II-3
luilak faulenzer (du.): vŏĕlènsər (Meeswijk), vuilnek: Iemand die"te vuil is om te werken  vōēlnàk (Meeswijk) luiaard (scheldw.) || luierik III-1-4
luisteren luisteren: loesteren (Meeswijk), lustərə (Meeswijk) luisteren [N 10b (1961)] III-1-1
luns leun: lø̜̄n (Meeswijk) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11