e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
macaroni macaroni: mākaroni (Meeswijk) macaronie III-2-3
madeliefje kaasbloem: vanwege de witte kleur van de bloem  kiəzblōm (Meeswijk), madeliefje: nnast: kaasbloem  madə’lifkə (Meeswijk), meelzaadje: mēəlzø͂ͅtjə (Meeswijk) madeliefje || madeliefje (gekweekt) III-4-3
mager mager: māgər (Meeswijk), schraal: schroal (Meeswijk) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] III-1-1
mager kalf slecht kalf: slęx kau̯f (Meeswijk) [N 3A, 147b] I-11
mager paard (een) schrale: šrǭlǝ (Meeswijk), magere schrakel: māgǝrǝ šrākǝl (Meeswijk) [N 8, 62m] I-9
magere koe kapstok: kapstǫk (Meeswijk) [N 3A, 147a] I-11
mais maïs: māi̯ǝs (Meeswijk) Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b] I-4
mak gewillig: gǝwelex (Meeswijk), willig: welex (Meeswijk) Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j] I-9
malooi maalzak: mā.lzak (Meeswijk), molenvat: mø̄lǝvāt (Meeswijk), zak: zak (Meeswijk) De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.] II-3
mals mals: mals (Meeswijk) niet taai, mals III-2-3