| 21209 |
radio |
radio:
radio (L424p Meeswijk)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 32189 |
radmaker |
radermaker:
radermaker (L424p Meeswijk)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
| 18167 |
rafel |
vets:
B.v. Mijne jas is in vedsen vaneen. Nhd. Fetzen. J.Dupont. In Leuvense Bijdragen XII (1920), p. 158.
veͅts (L424p Meeswijk),
vetsel:
veͅdzəl (L424p Meeswijk)
|
veds: flard || vezel, rafel
III-1-3
|
| 18168 |
rafelen |
lumpen:
(lumpen)
lømpə (L424p Meeswijk),
rafelen:
røfələ (L424p Meeswijk),
vetselen:
B.v. Jaske dat heel gevedzeld is.
veͅdzələ (L424p Meeswijk)
|
(van stof) van een kant uitgerekt zijn || rafelen || uitrafelen
III-1-3
|
| 19576 |
ragebol |
spinnenborstel:
speͅnəbø̄əstəl (L424p Meeswijk)
|
raagbol, ragebol
III-2-1
|
| 21164 |
rails |
rails (<eng.):
rails (L424p Meeswijk)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 19977 |
rammelaar |
rammelaar:
ràmməléér (L424p Meeswijk),
Zie ook REMMELAAR [pag. 520: rammelaar, mannetje van het konijn].
raməlēr (L424p Meeswijk),
rekel:
rēͅkəl (L424p Meeswijk),
reu:
oud woord
røͅy (L424p Meeswijk)
|
rammelaar || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] || Rammelaar: Kinderspeeltuig.
III-2-1, III-2-2, III-3-2
|
| 20295 |
rammelen |
rammelen:
rammelen (L424p Meeswijk)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 33578 |
rammenas |
rammenas:
ramənas (L424p Meeswijk)
|
rammenas
I-7
|
| 33827 |
rank paard |
(een) rijze:
rēzǝ (L424p Meeswijk)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|