e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schil van een vrucht schil: šeͅl (Meeswijk) schil ve vrucht I-7
schilderij schilderij: Afl. sub schilderen.  schilderij (Meeswijk), tableau (fr.): Hij deed hun enen tableau cadeau met hunnen trouw.  tablō (Meeswijk) [Schilderij]. || Tableau: 2. Schilderij. III-3-2
schilfer schilfer: schilver (Meeswijk) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schimmel schimmel: šømǝl (Meeswijk), vosschimmel: vosšømǝl (Meeswijk) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) ummel: øməl (Meeswijk) schimmel III-4-3
schip schip: sjeep (Meeswijk) schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)] III-3-1
schitteren schitteren: schitteren (Meeswijk) een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)] III-4-4
schoen: algemeen schoen: šōn (Meeswijk) schoen III-1-3
schoenen poetsen wiksen: weksə (Meeswijk, ... ) schoenen poetsen III-1-3, III-2-1
schoensmeer wiks: weks (Meeswijk, ... ) schoensmeer III-1-3, III-2-1