e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spiegel spiegel: spigəl (Meeswijk) spiegel III-2-1
spijker, nagel nagel: nāgǝl (Meeswijk) In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.] II-12
spijkerbak nagelbak: nāgǝlbak (Meeswijk) In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.] II-12
spijkeren nagelen: nāgǝlǝ (Meeswijk) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spikken spikken: (enkelv)  spek (Meeswijk) Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spin spin: speͅn (Meeswijk) spin III-4-2
spinazie spinazie: spenāzi (Meeswijk) spinazie I-7
spinnen spinnen: spenə (Meeswijk) spinnen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
spinnenweb spinnengeweef: speͅnəgəwēəf (Meeswijk) spinnenweb III-4-2
spint spint: spenjtj (Meeswijk) De zachte en lichte houtlaag tussen de schors en de eigenlijke houtlaag. [N 50, 79c; N 75, 83c; monogr.] II-12