e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toegang tot akker opvaart: opvaart (Meeswijk) [N 11, 8] I-8
toestel waarin men kinderen leert lopen loopkorf: lòwpkurrəf (Meeswijk), loopwagel: lòwpwaagəl (Meeswijk) loopwagen || mand, waarin kinderen leren lopen III-2-2
tolboom barrier (<fr.): brier (Meeswijk) de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)] III-3-1
tolgaarder commies (<fr.): commies (Meeswijk) de beambte die tol [bijv. bij een brug] in ontvangst moet nemen [brierman, commies, tolbaas, tolgaarder] [N 90 (1982)] III-3-1
tomaat tomaat: tomatən (Meeswijk), ’toͅmat (Meeswijk) tomaat || tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
toneelspel komedie: kəmēdi (Meeswijk), toneelstuk: toneelstuk (Meeswijk) Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)] || Komedie: 1. Toneel, toneelopvoering. III-3-2
tong tong: tong (Meeswijk), toŋ (Meeswijk) tong [N 10b (1961)] III-1-1
top van de boom doude: d ̇ǫw (Meeswijk) Vgl. ook afb. 1c. Zie voor de woordtypen doude en doudehout uit respectievelijk Sittard (Q 20), Klimmen (Q 111), Meeswijk (L 424) en Schinnen (Q 32) ook het RhWb I, kol. 1388, s.v. Dolde, ø̄Baumwipfelø̄, en voor het woordtype sop uit Meeuwen (L 364) wnt XIV, kol. 2529, s.v. ɛsop IIIɛ, ø̄topø̄.' [N 50, 7c; N 75, 86b; monogr.] II-12
torenvalk valk: valk (Meeswijk) valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)] III-4-1
tortelduif houtduif: houtdoef (Meeswijk), lachduif: lagduf (Meeswijk), columba risoria  lagduf (Meeswijk), tortelduifje: tortelduufke (Meeswijk) lachduif || Lachduif (Columba riseria). || tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortel: turkse ~ (28 nieuwe soort voor Brabant, nu meest nog in het oosten; net een grote tamme Oostindische tortel; hele jaar hier; vaak in troepen bij graanhandel, vaak op televisiemasten; alleen bij woningen, nooit in het bos; roep [roe-kóé-koe] en g [N 09 (1961)] III-3-2, III-4-1