e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doedelzak doedelzak: doedelzak (Meeswijk), dudəlzak (Meeswijk) Doedelzak. || Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] III-3-2
doek doek: dook (Meeswijk) doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: enə witten dook (Meeswijk) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doelman keeper (eng.): Sub [I] pas, 2.: De linkse back gaf ene schone pas aan de keeper.  keeper (Meeswijk) [Doelverdediger]. III-3-2
doelpunt goal (eng.): De centervoor maakte een goal.  gōl (Meeswijk) Goal. III-3-2
dof, gedempt van geluid dof: dof (Meeswijk) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif hoorn: (h)oren (Meeswijk), ōərən (Meeswijk) doffer, mannetjesduif || duif, mannetje [Goossens 2a (1963)] III-4-1
dom dom: dom (Meeswijk), stom: stó:m (Meeswijk) dom || dom; beperkt van verstand III-1-4
domme man dommerik: dommerik (Meeswijk), stom kuiken: stom kūū.k (Meeswijk) dom persoon || dommerik III-1-4
domme vrouw schroet: klanknabootsing?: "kalkoen"cf. WNT XIV, p. 1098 s.v. "schroet  sjrōē:t (Meeswijk), toot: min. wijf  tôôt (Meeswijk) domme vrouw || dommerik, sufferig persoon III-1-4