21744 |
ertussenuit knijpen (vgl. wbd) |
op de pof gaan:
op de pof gaan (L424p Meeswijk)
|
zonder verlof zijn post verlaten [poffen, op de pof gaan, op zijn smoel afkomen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20255 |
erven |
erven:
éérvə (L424p Meeswijk)
|
als nalatenschap verwerven
III-2-2
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
24529 |
es |
es:
fraxinus excelsior
ɛs (L424p Meeswijk)
|
es, loofboom
III-4-3
|
20719 |
etensresten |
rammenanten:
ramənante (L424p Meeswijk)
|
etensresten
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
mətēri (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk)
|
Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
24143 |
europese kanarie |
kanariesijs:
kanarie-sijs (L424p Meeswijk),
ook: kanariesijs
kə’nāriseͅes (L424p Meeswijk)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)] || kanarie, europese —
III-4-1
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
dobbele ploeghaam:
dǫbǝlǝ [ploeghaam] (L424p Meeswijk),
warshout:
wēǝ.s˱ǫu̯.t (L424p Meeswijk),
wīǝ.s˱ǫu̯.t (L424p Meeswijk)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
ēǝ.vi (L424p Meeswijk)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
20172 |
familie |
familie:
fàmĭĕlĭĕ (L424p Meeswijk)
|
familie; geheel van bloedverwanten v.h. zelfde geslacht
III-2-2
|