e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jam confituur: komfəty(3)̄r (Meeswijk) jam III-2-3
jammer jammer: jaomər (Meeswijk) jammer III-1-4
jarig zijn verjaren: vərjōͅrə (Meeswijk), 016: is ... verjaort  verjaort (Meeswijk) Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || Verjaren: Jarig zijn. III-3-2
jarretelle jarretelle (fr.): žərtel (Meeswijk) jarretel: sokophouder in elastiek III-1-3
jas: algemeen jas: 1. Over bovenkleding gedragen kledingstuk; 2. Bovenkledingstuk voor mannen.  jas (Meeswijk) jas III-1-3
jenever jenever: žənēvər (Meeswijk) jenever III-2-3
jeugd, jongelieden jeugd: jéúch (Meeswijk), jonkheid: jónkéit (Meeswijk) de jeugd || jeugdige personen III-2-2
jeuken jeuken: j"kə (Meeswijk), jyəke (Meeswijk) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jong (bn.) jong: jóónk (Meeswijk) jong (bn) III-2-2
jong dat pas kan vliegen vlug: vløg (Meeswijk) Vlug jong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2