22628 |
kaarten, een spelletje kaarten |
boom:
Boomke houwen.
boͅu.m (L424p Meeswijk),
pot:
We gaan ene pot kaarten, biljarten.
poͅt (L424p Meeswijk)
|
Boom: 3. (Kaartspel) streep met dwarsstrepen die bij elk gewonnen spel uitgeveegd/bijgeschreven worden. || Pot: 3. Het spel zelf.
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
Verklw. ki\\ske
kiəs (L424p Meeswijk)
|
kaas, Hollandse kaas
III-2-3
|
24833 |
kaasjeskruid |
kattenkazenkruid:
Malva neglecta
katəkiəzəkrūt (L424p Meeswijk)
|
kaasjeskruid, klein —
III-4-3
|
22610 |
kaatsbal |
prikbal:
Meisjes spelen gaarne met de prikbal.
pregba.l (L424p Meeswijk)
|
Prikbal: Kaatsbal.
III-3-2
|
22622 |
kaatsen |
prikken:
NB 2. Opvangen in handen of armen. B.v. Pas op, ik gooi enen appel af, prik hem met uw handen. Rh. Wb. pricken, Dorren, prikke.
prekə (L424p Meeswijk)
|
Prikken: 3. Kaatsen met de bal (kinderspel voor meisjes).
III-3-2
|
20628 |
kabeljauw |
kabeljauw:
kabəljau̯ (L424p Meeswijk)
|
kabeljauw
III-2-3
|
19751 |
kachel, stoof |
foyer (fr.):
fwai̯ē (L424p Meeswijk),
stoof:
stōͅf (L424p Meeswijk)
|
kachel || kachel die men dag en nacht kan aan het branden houden
III-2-1
|
21191 |
kade |
kaai:
kaai (L424p Meeswijk)
|
de walkant langs een vaarwater of haven waaraan de schepen kunnen aanleggen, laden en lossen [kade, kaai, ka, lossing] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22227 |
kaf |
kaf:
kāf (L424p Meeswijk)
|
In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31]
I-4
|
30247 |
kalf |
kalf:
kau̯.f (L424p Meeswijk),
kau̯f (L424p Meeswijk),
kalfje:
kęi̯fkǝ (L424p Meeswijk),
kęu̯fkǝ (L424p Meeswijk)
|
Jong rund, niet naar het geslacht onderscheiden. Zie afbeelding 3. Op de kaart is het woordtype kalf niet opgenomen. [N 3A, 15 en 20; JG 1a, 1b; Gwn V, 5, 5a en 5b; L 27, 56; R 12, 24; Wi 17; monogr.; add. uit N 3A, 4, 26a, 75a, 75b en 76; N C, 6, 7a, 7b, 8, 9a en 14b; A 9, 17a en17b; S 14]
I-11
|