22688 |
beeldhouwer |
beeldhouwer:
beeldhouwer (L424p Meeswijk)
|
Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22731 |
beeldje |
postuur:
pəsty(3)̄r (L424p Meeswijk)
|
Postuur: 1. Beeld.
III-3-2
|
33660 |
beemd |
hooiwei:
øu̯węi̯ (L424p Meeswijk)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
17561 |
been, beenderen |
knook:
kno:k (L424p Meeswijk),
knōk (L424p Meeswijk)
|
benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33898 |
beervoetigheid |
(het heeft/staat) bereklauw:
bē̜rǝklau̯ (L424p Meeswijk)
|
Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b]
I-9
|
19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
beest:
bîês (L424p Meeswijk),
beestig:
bîêstəch (L424p Meeswijk)
|
beest; op personen || beestachtig, niet menslievend etc.
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
hap:
a‧p (L424p Meeswijk)
|
hap. kleine hoeveelheid
III-2-3
|
25053 |
beetje, een weinig |
vits:
Vb. - daar gaat geen veds vanaf (prijs). - daar verstaan ik geen veds van.
veͅts (L424p Meeswijk)
|
geringe hoeveelheid
III-4-4
|
18885 |
begeren |
begeren:
bəgīērə (L424p Meeswijk)
|
begeren; wensen te bezitten
III-1-4
|
19115 |
begin |
begin:
bəgeen (L424p Meeswijk)
|
begin
III-1-4
|