21194 |
luchtballon |
luchtballon:
luchtballon (L424p Meeswijk)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtspijpen:
lochspiepe (L424p Meeswijk)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19619 |
lucifer |
zwegel:
zwēgəl (L424p Meeswijk)
|
lucifer
III-2-1
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
Bijv. ... grote lui = rijke mensen.
lø:j (L424p Meeswijk)
|
lui
III-3-1
|
20478 |
luier |
doek:
dóók (L424p Meeswijk)
|
luier
III-2-2
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
kénskéúrəf (L424p Meeswijk),
kęnskø̜rǝf (L424p Meeswijk)
|
luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.]
II-12, III-2-2
|
26325 |
luikapje |
kapje:
kɛpkǝ (L424p Meeswijk)
|
Luifel of apart houten kapje dat bij de standerdmolen bevestigd is boven dat gedeelte van de luias dat naar buiten steekt. Zie ook afb. 66. [N O, 25s; Sche 21]
II-3
|
19029 |
luilak |
faulenzer (du.):
vŏĕlènsər (L424p Meeswijk),
vuilnek:
Iemand die"te vuil is om te werken
vōēlnàk (L424p Meeswijk)
|
luiaard (scheldw.) || luierik
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
loesteren (L424p Meeswijk),
lustərə (L424p Meeswijk)
|
luisteren [N 10b (1961)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
lø̜̄n (L424p Meeswijk)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|